insecteneters
- (IPA in voorbereiding)
- in·sec·ten·eters
- insecteneter zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | insecteneters | |
verkleinwoord |
de insecteneters mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord insecteneter
- meervoudsvorm als officiële benaming (zoogdieren) een orde Eulipotyphla van zoogdieren die tegenwoordig de families der egels, mollen, spitsmuizen, solenodons en Nesophontidae omvat, naast een aantal fossiele, uitgestorven families
- De egels behoren tot de groep van de insecteneters.
- [2] zie de categorie: Insecteneters in het Nederlands
- [2] egels, mollen, solenodons, spitsmuizen
- Het woord insecteneters staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.