Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • egel·we·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord egelwegel egelwegels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de egelwegelm

  1. (tuinieren) een doorgangetje voor egels tussen twee tuinen
    • In de schutting werd een egelwegel aangelegd voor kleine dieren.