Nederlands

 
gewone vachtegel (Zaglossus bruijni)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • vacht·egel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vachtegel vachtegels
verkleinwoord vachtegeltje vachtegeltjes

Zelfstandig naamwoord

de vachtegelm

  1. (cloacadieren) zoogdier uit het geslacht Zaglossus   van mierenegels. Er zijn drie nog levende soorten, die alleen op Nieuw-Guinea voorkomen. fossiele resten van vachtegels uit het pleistoceen zijn gevonden in Australië en Tasmanië. Samen met de gewone mierenegel (Tachyglossus aculeatus) en het vogelbekdier vormen zij de enige eierleggende zoogdieren
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie