Een buizerd.
  • bui·zerd
enkelvoud meervoud
naamwoord buizerd buizerds
verkleinwoord buizerdje buizerdjes

de buizerdm

  1. (havikachtigen) bepaald soort middelgrote roofvogel, Buteo buteo  , die vooral van veldmuizen leeft
    • Er is gevaar gesignaleerd: er vliegen twee buizerds, duiven zijn angstig voor de roofvogels, wat een snelle landing kan verhinderen. Een buizerd is te traag om duiven te pakken, zegt Gerard. Maar haviken en slechtvalken grijpen regelmatig een duif uit de lucht.[4] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]