• bio·che·mie
  • In de betekenis van ‘afdeling van de scheikunde’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • Samentrekking van biologie (studie van het leven) en chemie (studie van de binding tussen atomen) met het voorvoegsel bio-
enkelvoud meervoud
naamwoord biochemie -
verkleinwoord - -

debiochemiev

  1. (wetenschap) (scheikunde) de wetenschap die de chemische processen van het leven op moleculair niveau bestudeert, de studie van de diverse biomoleculen
    • De biochemie heeft in de laatste decennia grote vorderingen gemaakt. 
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]
  • bio·che·mie

biochemie v

  1. (wetenschap)(scheikunde)(biologie) biochemie; de wetenschap die de chemische processen van het leven op moleculair niveau bestudeert, de studie van de diverse biomoleculen