Gebruiker:Martix/Kladblok/stoop

  • stoop
  • van het Middelnederlandse stoop of stope, de benaming voor een beker, kruik of kan sinds 1236; in de betekenis van inhoudsmaat voor het eerst aangetroffen in 1101 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stoop stopen
verkleinwoord stoopje stoopjes

stoop m

  1. (eenheid) (verouderd) een inhoudsmaat, ongeveer 2,4 liter
    • [1] ... stoop ... 
    • [n] ... stoop ... 


  • {Nog over te nemen} (van "stoop" op 'en.wiktionary.org' -- Martix (overleg) 6 apr 2019 05:04 (CEST)</ref>
  • stoop
vervoeging
onbepaalde wijs to  stoop 
he/she/it  stoops 
verleden tijd  stooped 
voltooid
deelwoord
 stooped 
onvoltooid
deelwoord
 stooping 
gebiedende wijs  stoop 

stoop

  1. (fysiologie) bukken, knielen, hurken, zichzelf (letterlijk) verlagen of kleinerer maken
  2. (figuurlijk) (zichzelf) verlagen (tot een lager, verwerpelijker niveau)
  3. (sociologie) zich onderwerpen, submissie
  4. (figuurlijk) (zich) terugtrekken of (als uiting van respect) voorrang verlenen
  5. (sociologie) (zichzelf) degraderen of denigreren
    • [1] ... stoop ... 
    • [n] ... stoop ... 
  • [2] "stoop to one's level", "will (not) stoop to their level"
enkelvoud meervoud
stoop stoops


  1. (bouwkunde) een stoepje
  2. (bouwkunde) een (klein) bordes
  3. (bouwkunde) een drempel, ingang of doorgang
  4. (fysiologie) een bochel of kromming (van het menselijk lichaam) – en daardoor gebukt of gekromd lopen
    • [1] ... stoop ... 
    • [n] ... stoop ... 


  • stoop
enkelvoud meervoud
nominatief stoop stoopen
genitief
datief
accusatief

stoop m

  1. (huishouden) benaming voor vloeistofhoudend servies als een beker, kruik, kan, amphora of drinkschaal,
  2. (eenheid) een inhoudsmaat, ongeveer 2,4 liter
    • [1] ... stoop ... 
    • [n] ... stoop ... 
  • ook wel geschreven als "stope" [4][2]
  • [1] in specifieke betekenis van "beker" vervaardigd uit één stuk van een dikke boomtak of verdikt deel daarvan [2]
  • [1] wijnstoop