• res·pect
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerbied’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • Afgeleid van het Franse respect en het Latijnse woord respectus
enkelvoud meervoud
naamwoord respect -
verkleinwoord - -

hetrespecto

  1. gevoel van bewondering op geestelijk en zedelijk vlak
    • Respect voor buschauffeurs is tegenwoordig soms ver te zoeken. 
     Er viel hierboven niks te faken of te bluffen, de bergen dwongen me om hen met respect en nederigheid te bejegenen.[2]
  2. erkenning
    • Ik wil respect!!! 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  respect     le respect     respects     les respects  

respect m

  1. respect