• res·pect·loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen respectloos respectlozer respectloost
verbogen respectloze respectlozere respectlooste
partitief respectloos respectlozers -

respectloos

  1. oneerbiedig, gezegd over de aard van personen en het gedrag waaruit dat blijkt
    • Als mens was hij grof, rancuneus en respectloos, maar niettemin een ‘honnête homme’, een omgekeerde moralist. [1]
  2. onbehoorlijk, vooral in verwijtende zin over bewust kwetsend gedrag en personen die dat vertonen
    • Elke vergelijking is respectloos ten opzichte van de poëzie waarmee een vergelijking wordt aangegaan, zoals het ook het unieke element in de ‘frontgedichten’ aantast. [2]

respectloos

  1. zonder ontzag
  2. opzettelijk kwetsend

De eerstgenoemde betekenis heeft een meer beschrijvend karakter en hoeft op zichzelf geen negatief oordeel van de spreker in te houden. Deze betekenis van in de 20e eeuw het meest gangbaar. In de 21e eeuw wordt de tweede betekenis overheersend, die wel een negatief beoordeling uitdrukt.

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]