• boom·tak
enkelvoud meervoud
naamwoord boomtak boomtakken
verkleinwoord boomtakje boomtakjes

de boomtakm

  1. Deel van een boom dat ontspringt uit de stam of andere takken en eindigt voor de twijgjes waaraan de bladeren zitten.
    • Groeit een slingerplant om een boomtak, dan kan die tak zo sterk worden ingesnoerd dat hij zelf een spiraalvorm krijgt. 
     Bij aankomst verkende ik meteen de tuin, die op een scène uit The Hobbit leek. Eindeloos veel tentjes stonden verdekt opgesteld onder de laaghangende boomtakken.[1]
98 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be