boomtak
- boom·tak
- samenstelling van boom zn en tak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomtak | boomtakken |
verkleinwoord | boomtakje | boomtakjes |
de boomtak m
- Deel van een boom dat ontspringt uit de stam of andere takken en eindigt voor de twijgjes waaraan de bladeren zitten.
- Groeit een slingerplant om een boomtak, dan kan die tak zo sterk worden ingesnoerd dat hij zelf een spiraalvorm krijgt.
- ▸ Bij aankomst verkende ik meteen de tuin, die op een scène uit The Hobbit leek. Eindeloos veel tentjes stonden verdekt opgesteld onder de laaghangende boomtakken.[1]
- Het woord boomtak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boomtak" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be