• ver·wer·pe·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verwerpelijk verwerpelijker verwerpelijkst
verbogen verwerpelijke verwerpelijkere verwerpelijkste
partitief verwerpelijks verwerpelijkers -

verwerpelijk [1]

  1. wat verworpen moet worden (uit moreel oogpunt)
    • De zaak-Van Rey is ingewikkelder dan die rond de in 2013 tot drie jaar cel veroordeelde VVD’er Ton Hooijmaijers. De gedeputeerde van Noord-Holland cashte met valse facturen via bv’tjes smeergeld. Dat is betrekkelijk duidelijke corruptie. Bij Van Rey is het diffuser. Bij hem gaat het om een handelwijze die bestuurlijk-ethisch verwerpelijk mag zijn, maar heeft hij ook iets strafbaars gedaan?[2] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Paul van der Steen en Joep Dohmen 11 juli 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be