Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wraak·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wraakbaar wraakbaarder wraakbaarst
verbogen wraakbare wraakbaardere wraakbaarste
partitief wraakbaars wraakbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

wraakbaar

  1. (verouderd) niet aan bepaalde eisen voldoend
  2. afkeurenswaard, verwerpelijk, laakbaar
    • Zijn argumentatie is zachtzinniger, minder cynisch, maar niet minder wraakbaar dan die van mr. Van Houten. [2]
  3. (juridisch) niet voldoend aan een eis om zijn rol in een procedure te kunnen vervullen
    • De wraakbare getuige mag ook zelf weigeren om een getuigenis af te leggen. [3]
  4. (juridisch) onderworpen aan regels om uit een rol gezet te worden als niet daarvoor geldende eisen is voldaan
    • (…) een administratieve overheid die, enerzijds, niet de waarborg van onafhankelijkheid en onpartijdigheid zoals van een rechter biedt, en die, anderzijds, in tegenstelling tot een rechter niet wraakbaar is (…) [4]
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen