wenden
- wen·den
- In de betekenis van ‘keren’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- van Middelnederlands wenden; woorden als wandelen en winden hebben een verwante herkomst
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wenden |
wendde |
gewend |
zwak -d | volledig |
wenden
- overgankelijk een andere richting inslaan
- ergatief (scheepvaart) van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen"
- Klaar om te wenden? Ree!
- wederkerend zich ~ tot: een persoon of instelling aanspreken
- Hij wendde zich tot de bisschop.
- [1] afslaan, bijdraaien, draaien, keren, omdraaien, opzijgaan
- [2] afvallen, bijdraaien, gijpen, koerswijzigen, oploeven, overstag,
- [3] aanklampen, aanspreken
- [1]: zich niet kunnen wenden of keren
met teveel mensen in een ruimte zijn zodat men zich niet kan bewegen
- [1]: hoe je het ook wendt of keert
wat je ook probeert, je kunt het niet veranderen
1. wenden
2. andere koers gaan varen
- Het woord wenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wenden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wenden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- van Oudnederlands wenden
wenden
- een andere richting geven, draaien, keren, verkeren
- een bepaalde richting inslaan
- van Protogermaans *wandjan-; vergelijk Oudnederlands wenden, Oudsaksisch wendian, Angelsaksisch wendan en Oudnoords venda die alle "keren, draaien" betekenen
- van Protogermaans *wandjan-; vergelijk Oudsaksisch wendian, Oudhoogduits wenden/wenten, Angelsaksisch wendan en Oudnoords venda die alle "keren, draaien" betekenen; zie ook wandelen