omdraaien
- om·draai·en
- samenstelling van om bw en draaien ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omdraaien |
draaide om |
omgedraaid |
zwak -d | volledig |
omdraaien
- ergatief een halve slag draaien
- Het oliebol was vanzelf omgedraaid.
- overgankelijk een halve slag doen draaien
- Hij draaide de bladzijde om.
- overgankelijk in het tegenovergestelde doen veranderen
- naar de tegenovergestelde richting gaan
- ▸ Omdraaien was al helemaal geen optie omdat dit de enige route was om het dal te bereiken.[1]
- wederkerend zich ~: een halve draai om zijn as maken
- als centraal punt hebben
- ▸ Tijdens Johnsons termijn als premier stapelden de schandalen zich langzaam op. Het merendeel vond plaats in de categorie 'partygate'. Die zaak draait om verboden feestjes op het kantoor van Johnson tijdens coronalockdowns.[4]
1. twee zijden van iets van plaats doen verwisselen
- Het woord omdraaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omdraaien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 23
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- ↑ Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be