keren
- ke·ren
- In de betekenis van ‘wenden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- In de betekenis van ‘vegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
keren |
keerde |
gekeerd |
zwak -d | volledig |
keren
- overgankelijk de andere zijde toewenden
- Hij keerde de lap stof zodat de ongebruikte zijde te voorschijn kwam.
- ergatief een voertuig een bocht van 180 graden doen maken
- Ik vermoedde dat ik op de verkeerde weg zat en ben daarom maar even gekeerd en teruggereden.
- overgankelijk doen omwenden, tegenhouden, terugdrijven
- wederkerend zich ~:
- binnen de kortste keren
binnen een zeer korte tijd
- • Binnen de kortste keren was mijn shirt compleet doorweekt van het zweet. [2]
de keren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord keer
- Het woord keren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "keren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be