• ap·proach
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘benadering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1948 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord approach approaches
verkleinwoord - -

de approachm

  1. benadering, aanpak
  2. (luchtvaart) nadering, met name van een vliegveld


  • ap·proach
  • Afgeleid van het Franse woord approcher [1], dat van het Latijnse werkwoord appropriare (ap + prope) komt.
  • Engels werkwoord met het voorvoegsel ap-.
Naar frequentie 621 (zelfstandig naamwoord)
enkelvoud meervoud
approach approaches

approach

  1. aanpak, benadering, insteek, methode, nadering, optiek
    «That approach was not successful.»
    Die benadering had geen succes.
  2. (verkeer) oprijlaan
  3. (verkeer) oprit
Naar frequentie 1310 (werkwoord)
vervoeging
onbepaalde wijs to  approach 
he/she/it  approaches 
verleden tijd  approached 
voltooid
deelwoord
 approached 
onvoltooid
deelwoord
 approaching 
gebiedende wijs  approach 

approach

  1. aan komen lopen, aanpakken, aanvliegen, benaderen, dichtbijkomen, gaan naar, genaken, nabij komen, nader treten, naderbijkomen, naderen, toetreden, zich wenden tot
  1. Johnson
    , Samuel
    ; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 99. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.