• ap·proach
  • Afgeleid van het Franse woord approcher [1], dat van het Latijnse werkwoord appropriare (ap + prope) komt.
  • Engels werkwoord met het voorvoegsel ap-.
Naar frequentie 621 (zelfstandig naamwoord)
enkelvoud meervoud
approach approaches

approach

  1. aanpak, benadering, insteek, methode, nadering, optiek
    «That approach was not successful.»
    Die benadering had geen succes.
  2. (verkeer) oprijlaan
  3. (verkeer) oprit
  1. Johnson
    , Samuel
    ; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 99. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.