aanvliegen
- Geluid: aanvliegen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvliɣə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·vlie·gen
- samenstelling van aan vz en vliegen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanvliegen |
vloog aan |
aangevlogen |
klasse 2 | volledig |
aanvliegen
- ergatief vliegend naderen
- Er kwam een vlucht wulpen aangevlogen die vlak voor onze neus neerstreek.
- ▸ ' Er komt een gaai aanvliegen, hij strijkt neer op de vensterbank.[1]
- overgankelijk onstuimig afkomen op
- Onze anders zo vriendelijke hond vloog de inbreker genadeloos aan.
- Het woord aanvliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvliegen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be