• aan·vlie·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvliegen
vloog aan
aangevlogen
klasse 2 volledig

aanvliegen

  1. ergatief vliegend naderen
    • Er kwam een vlucht wulpen aangevlogen die vlak voor onze neus neerstreek. 
     ' Er komt een gaai aanvliegen, hij strijkt neer op de vensterbank.[1]
  1. overgankelijk onstuimig afkomen op
    • Onze anders zo vriendelijke hond vloog de inbreker genadeloos aan. 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026356186
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be