oprit
- op·rit
- samenstelling van op en rit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oprit | opritten |
verkleinwoord | opritje | opritjes |
de oprit m
- (verkeer) een toegangsweg tot een grotere weg
- Hij koos de verkeerde oprit en kwam op de zuidelijke snelweg terecht.
- (verkeer) een omhoog hellende weg naar een brug e.d.
- Die oprit kan 's winters flink glad wezen.
- een stuk weg tussen de openbare weg en het huis om de auto te parkeren of als toegang tot een garage
- Parkeer je wagen maar op de oprit.
- Het woord oprit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oprit" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be