Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nadering naderingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de naderingv

  1. het dichtbij komen van iets of iemand
    • Na de passage streelt de asteroïde in 2036 opnieuw onze planeet. Maar de afstand is nu nog moeilijk te voorspellen gezien een nadering in 2029 de baan van het hemellichaam gevoelig zal ombuigen. [3] 
    • De gegevens van de vluchtrecorders bleken eerdere ooggetuigeverslagen en videobeelden te ondersteunen. Daaruit bleek dat het vliegtuig onvoldoende hoogte had bij de nadering en dat de neus omhoog ging bij een kennelijke poging dat te corrigeren. Doordat de staart botste op de zeewering, maakte het toestel vervolgens een stuiterende beweging. [4] 
    • Bij nadering van de zon zijn zulke hemellichamen vaak omgeven door een wolk van waterdamp en stofdeeltjes, en daar is bij A/2017 U1 geen sprake van. [5] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[6]


Verwijzingen