aantocht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·tocht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan en tocht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aantocht | aantochten |
verkleinwoord | aantochtje | aantochtjes |
Zelfstandig naamwoord
de aantocht m
- nadering
in aantocht zijn
- Alle kinderen hoopten dat ondanks de motorstoring van de pakjesboot dat Sinterklaas toch in aantocht was.
- De lente is in aantocht.
- naderen
Gangbaarheid
- Het woord aantocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aantocht" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be