• aan·tocht
enkelvoud meervoud
naamwoord aantocht aantochten
verkleinwoord aantochtje aantochtjes

de aantochtm

  1. in aantocht zijn naderen; nadering
    • Alle kinderen hoopten dat ondanks de motorstoring van de pakjesboot dat Sinterklaas toch in aantocht was. 
    • De lente is in aantocht. 
     'Hoi hoi!' De roep, samen met de overweldigende geur van aftershave, waarschuwde Rebecca dat Chris Fenton in aantocht was.[1]
     Mooi weer is in aantocht, op de radio spraken ze zelfs van een hittegolf.[2]
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
  2. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be