Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: para-pára

Nederlands

  Niet te verwarren met: para-
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra
enkelvoud meervoud
naamwoord para para's
verkleinwoord paraatje paraatjes

Zelfstandig naamwoord

de parav / m

  1. paratroeper
  2. paracommando
Afgeleide begrippen
Anagrammen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Indonesisch

Woordafbreking
  • pa·ra

Zelfstandig naamwoord

  1. (duidt een groep levende wezens aan), de
    «para remaja»
    de jeugd
  2. (materiaalkunde) rubber
  3. (plantkunde) rubberboom Hevea braziliensis  
  4. (verkorting) parachute
  5. parachutist(-en)
  6. (militair) paratroeper(-s)
  7. stamwoord van para-para (rek)
Synoniemen
Afgeleide begrippen


Papiaments

Werkwoord

para

  1. staan


Quechua

enkelvoud meervoud
para -

Zelfstandig naamwoord

para

  1. (meteorologie) regen


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ˈpa.ɾa/
Woordafbreking
  • pa·ra

Voorzetsel

para

  1. voor, bestemd voor
  2. naar, met bestemming
  3. tegen

Werkwoord

vervoeging van
parar

para

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parar
vervoeging van
parir

para

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parir
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parir
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van parir
Anagrammen


Turks

Woordafbreking
  • pa·ra
enkelvoud meervoud
nominatief   para     paralar  
genitief   paranın     paraların  
datief   paraya     paralara  
accusatief   parayı     paraları  
locatief   parada     paralarda  
ablatief   paradan     paralardan  

Zelfstandig naamwoord

para

  1. (economie) geld