parachute

- pa·ra·chu·te
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘valscherm’ voor het eerst aangetroffen in 1806 [1]
- afgeleid van het Franse 'parachute' (met het voorvoegsel para-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parachute | parachutes |
verkleinwoord | parachuutje | parachuutjes |
de parachute m
- een openvouwend scherm dat de valsnelheid dusdanig vertraagt dat iemand veilig uit een vliegtuig kan springen
- Het vuurwerk was voorzien van kleine parachuutjes waardoor het langer in de lucht zichtbaar kon blijven.
- ▸ „Als je zo midden in de nacht naar beneden springt met een parachute, ja ik weet er niets van, maar ik neem aan dat het midden in de nacht moet zijn, dan ben je toch enorm bang?” Hij verzekerde haar dat hij niet bang zou zijn.[3]
- Het woord parachute staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parachute" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "parachute" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ parachute op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044628265
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be