Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parasport -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de parasportv / m

  1. (sport) het parachutespringen als sport
  2. (sport) het sporten met een lichamelijke -, visuele -, intellectuele beperking en/of hersenverlamming

Gangbaarheid