metaal
- me·taal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groep elementen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | metaal | metalen |
verkleinwoord | metaaltje | metaaltjes |
het metaal o
- ieder element dat gekenmerkt wordt door glans en het vermogen om warmte en elektriciteit te geleiden
- Wijs mij op het periodiek systeem der elementen eens even aan welke stoffen metalen zijn.
- (astronomie) elk ander (zwaarder) element dan waterstof en helium
- geleider, legering
- aluminium, brons, chroom, goud, ijzer, koper, lood, messing, nikkel, platina, staal, tin, zilver, zink
|
1. ieder element dat gekenmerkt wordt door glans en het vermogen om warmte en elektriciteit te geleiden
|
|
- Het woord metaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "metaal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "metaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ metaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | metaal | metale |
metaal