• me·taal·gie·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord metaalgieter metaalgieters
verkleinwoord - -

de metaalgieterm

  1. (beroep) iemand die voorwerpen vervaardigt van glanzend hard materiaal als ijzer, koper, tin of een mengsel daarvan, door dat gesmolten in mallen te laten stollen
     Een brahmaan voorspelt het kind een bijzondere toekomst en een koopman neemt het op. Maar als deze zelf een kind krijgt probeert hij zich van de vondeling te ontdoen. Als dit niet lukt, stuurt hij hem met een brief naar een metaalgieter, waarin staat dat deze hem in de brandende oven moet gooien.[2]
     De noodzaak van registratie kwam begin dit jaar opnieuw aan de orde, toen een Turkse metaalgieter in het ziekenhuis overleed, nadat hij eerder in Venlo was gearresteerd op grond van vermeende dronkenschap.[3]
     Nevens deze beeldhouwkunst in marmer ontstond er een in metaal. Samos bracht in het begin van de 6de eeuw twee beroemde metaalgieters Rhoikos en Theodoros voort.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ton Dekker e.a.
    “Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties.” (1997), SUN, Nijmegen, ISBN 90 6168 613 X, p. 114
  3.   Weblink bron “Ombudsman pleit voor registratie doden in cel” (14 april 1993) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    A.E.J. Holwerda
    Het Attische volk en de kunst van Phidias., P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam in: De Gids., jrg. 48 deel 2 nr. 5 (mei 1884), p. 292/293