brons
- brons
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘legering van koper en tin’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1590 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brons | - |
verkleinwoord |
het brons o
- (metallurgie) legering van koper en tin (en andere metalen) met een donker- of goudbruine kleur
- bepaalde donker- of goudbruine kleur
- bronzen medaille voor de derde plaats in een wedstrijd
- Hij haalde brons bij de 1500 meter schaatsen.
|
1.
vervoeging van |
---|
bronzen |
brons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bronzen
- Ik brons.
- gebiedende wijs van bronzen
- Brons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bronzen
- Brons je?
- Het woord brons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brons" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "brons" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Eddy Engelsman NRC 11 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- brons
brons
- gebiedende wijs van bronse