• bron
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘uit de grond opwellend water’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bron bronnen
verkleinwoord bronnetje bronnetjes

de bronv / m

  1. daar waar men informatie vandaan haalt
    • De journalist beschermde zijn bron heel zorgvuldig. 
    • De Volkskrant onthulde vorige week de bron van de harde toon. [3] 
     Dank aan de auteurs en uitgevers die overname toestonden (zie voor bijzonderheden 'Bronnen' aan het einde van het boek). De oorspronkelijke spelling hiervan is zoveel mogelijk gehandhaafd. Van enkele stukken bleken, tot onze spijt, auteur en uitgever niet te achterhalen.[4]
  2. het begin van een waterloop
    • De bron van een rivier is waar de rivier begint. 
  3. een plaats waar water uit de grond komt
    • Uit deze bron kwam zuiver, helder drinkwater.> 
     Gebruikers van deze app lieten opmerkingen achter om kwaliteit en kwantiteit van het water aan te geven, voorzien van een datum, waaruit op te maken was of een bron wel of niet was opgedroogd.[5]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]
  1. "bron" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. bron op website: Etymologiebank.nl
  3. Reformatorisch Dagblad Gerard Vroegindeweij 21-1-2019Het knettert in de coalitie dankzij reclameman
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 7
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


bron

  1. bron; daar waar men informatie vandaan haalt


bron

  1. bron; daar waar men informatie vandaan haalt


bron

  1. (anatomie) borst

bron

  1. bijna