• ge·luids·bron
enkelvoud meervoud
naamwoord geluidsbron geluidsbronnen
verkleinwoord

de geluidsbronv / m

  1. iets dat geluid produceert
     Overrompeld en in verwarring gebracht blijven we staan, hergroeperen ons en draaien ons in de richting van de geluidsbron.[2]
     In werelddelen als Afrika, Zuid-Amerika en een land als Rusland is de muziekcassette voor velen nog steeds een belangrijke geluidsbron. In West-Europa en Amerika is die vrijwel verdwenen. Zo staat er in de VS nog maar één cassettefabriek.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron
    Jeroen de Kleine
    “Kees gelooft nog heilig in 'warme' cassettebandjes” (10-12-2015), Tubantia