de stermotor als krachtbron voor een propellervliegtuig
  • kracht·bron
enkelvoud meervoud
naamwoord krachtbron krachtbronnen
verkleinwoord krachtbronnetje krachtbronnetjes

de krachtbronv / m

  1. motor waar de kracht vandaan
    • En toch stond hij daar na 31 van de 56 te rijden ronden ineens in Texas langs de baan. Kort daarvoor sputterde hij over het Circuit of the Americas in Austin, mechanisch gerammel in de microfoon van zijn boordradio: “Ik denk iets met de krachtbron.” Het euvel bleek uiteindelijk zijn oorsprong te hebben gevonden in de versnellingsbak, zo luidde de officiële lezing. [2] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Jules Seegers 23 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be