oorsprong
- oor·sprong
- In de betekenis van ‘aanvang’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
- Oud-Nederlands oersprong
- afgeleid van sprong met het voorvoegsel oor- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorsprong | oorsprongen |
verkleinwoord |
de oorsprong m
- herkomst
- Dirk Hut, van oorsprong Groninger, stond beneden op het platform en kon het zwiepende gevaarte maar nét ontwijken. Daarbij kwam hij hard tussen afgebroken onderdelen van het reuzenrad terecht. [3]
- ▸ De bedoeling van dit boek is hierbij behulpzaam te zijn. In de vele lees- en voorleesverhalen en de korte documentaties wordt iets van de oorsprong en de viering van onze jaarfeesten belicht.[4]
- begin
- (wiskunde) snijpunt van de basisvectoren van een vectorruimte
1.
- Het woord oorsprong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oorsprong" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "oorsprong" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ oorsprong op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Chris Klomp & Victor Schildkamp 10-01-17 Reuzenrad slaat op drift: Nederlander breekt ribben
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 7
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
oorsprong
- oorsprong; herkomst
oorsprong
- oorsprong; herkomst