• mes·sing
A. Drie verschillende soorten messing.
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord messing -
verkleinwoord - -

[A]hetmessingo

  1. (metallurgie) legering van koper en zink

[A] messing

  1. (materiaalkunde) gemaakt van geelkoper
     Het was spannend om aan te bellen bij de deur bovenin, een messing naambordje waarop alleen Andersson stond.[9]
B. verbinding van messing (rechts) en groef bij vloerdelen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord messing messingen
verkleinwoord messinkje messinkjes

[B]demessingv/m

  1. (bouwkunde) uitsteeksel langs de zijkant van een plank dat in de groef in de zijkant van een andere plank past
     De constructie van het houten gewelf leent zich niet zo goed voor beschildering. De eiken delen sluiten aan hun lange zijde bij elkaar aan door een verbinding met een messing en groef.[10]

[C]demessingm

  1. (landbouw) (verouderd) dierenpoep en andere organisch afval van de boerderij verzameld om over het land te verspreiden om dit vruchtbaarder te maken
      De deuren van schuur en stalling stonden open en daarachter was donkere ijlte zonder eenige beweging, - de messing was leeg gevoerd, de kaaf rookte niet.[11]
93 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.[12]