kous
- Geluid: kous (hulp, bestand)
- IPA: / kɑus / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /kʌʊ̯s/
- (Vlaanderen, Brabant): /kɔʊ̯s/, /kɔ:s/
- (Limburg): /kaʊ̯s/
- kous
- (kleding) een aansluitend, meer of minder elastisch kledingstuk dat de voet en (een deel van) het been bedekt
- Er zit een gat in mijn kous.
- een hulpmiddel om een brandstof in licht om te zetten, dat deel uitmaakt van een olie- of petroleumlamp
- [1] sok
- Daarmee is de kous af.
Daarmee is het afgelopen, daarmee is over de kwestie alles gezegd wat zinvol is
- ∗ Docent Lagergren vermeldde het terloops bij de eerste les en daarmee was de kous af.[2]
- De kous op de kop krijgen
Je zin niet krijgen
- Het naadje van de kous willen weten
Precies willen weten hoe iets zit
- Met de kous op de kop thuiskomen
Benadeeld van een mislukking terugkomen
1. een aansluitend, meer of minder elastisch kledingstuk dat de voet en (een deel van) het been bedekt
- Het woord kous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kous" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kous" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044632767
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be