slobkous
- slob·kous
- In de betekenis van ‘sok zonder zool’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1769 [1]
- samenstelling van slob ww en kous zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slobkous | slobkousen |
verkleinwoord | slobkousje | slobkousjes |
- korte beenkap die over de instap van het schoeisel wordt gedragen om de broek tegen modder te beschermen
- (kleding) kous zonder voet
- Het woord slobkous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slobkous" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "slobkous" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ slobkous op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be