• kou·sen·voet
enkelvoud meervoud
naamwoord kousenvoet kousenvoeten
verkleinwoord kousenvoetje kousenvoetjes

de kousenvoetm

  1. op kousen lopend
    • In maart al was hij met alle op dat moment gearriveerde collega's naar Kyoto geweest, met een onvermijdelijk geishadiner. Daarbij 'zitten we op kousenvoeten aan lage tafeltjes, drinken sake, en zeggen daarbij "kam par: ad fundum. Geisha's zitten naast ons en trachten ons te vermaken met kleine spelletjes. Ze dansen en zingen, en het tribunaal danst op kousenvoeten.'t Is maar een rare wereld. [2] 
  • op kousenvoeten lopen
heel voorzichtig en stil zijn om geen onrust te veroorzaken
  • In de voorbije tweedaagse formatieweek ging het vooral op kousenvoeten. Het overlijden van de moeder van GroenLinks-voorman Jesse Klaver speelde daarbij een rol, maar het is toch al voorzichtigheid troef en in de laagste versnelling.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Röling, Bert
    De rechter die geen ontzag had 2014 ISBN 978-90-284-2596-5 pagina 66
  3. Tubantia Tobias den Hartog en Hanneke Keultjes 04-05-2017