• vei·ke
  • Afkomstig uit het Nederduits.

veike, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van veik

veike, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van veik

veike m

  1. wiek, pit, kous (van een kaars of olielamp)
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   veike     veiken     veiker     veikene  
genitief   veikes     veikens     veikers     veikenes  


  • vei·ke
  • Afkomstig uit het Nederduits.

veike, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van veik

veike, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van veik

veike m

  1. wiek, pit, kous (van een kaars of olielamp)
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   veike     veiken     veikar     veikane