blauwkous
- blauw·kous
- In de betekenis van ‘spotnaam’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- samenstelling van blauw bn en kous zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwkous | blauwkousen |
verkleinwoord | - | - |
- geleerde vrouw
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord blauwkous staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "blauwkous" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blauwkous op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).