1.1 tweedelig scharnier
2. bunzing (Mustela putorius)
  • fits
enkelvoud meervoud
naamwoord fits fitsen
verkleinwoord - -

de fitsv / m

  1. (techniek) pen [4] van een scharnier
    1. tweedelig scharnier, waarvan het ene deel een vast bevestigde pen is waar het andere deel om kan draaien
  2. (roofdieren) bepaald marterachtig zoogdier Mustela putorius   dat ook in België en Nederland voorkomt
stellend
onverbogen fits
verbogen fitse

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als stellende vorm van bijvoeglijk naamwoord.

fits

  1. (verouderd) fel, venijnig, snel, herhaaldelijk
    • Hier heeft my soet ghedult ontbroken,
      Daer heb ick al te fits ghesproken;
       [7]

fits

  1. partitief van de stellende trap van fit
24 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[8]


fits [1]

  1. bits, vinnig, snibbig
  2. gierig
  3. schrander, slim

Ja, dat is een slimme meid.#:*Ja, dat is in fits fanke. 

fits

  1. op vinnige wijze

Dat mens kan je zo fel afsnauwen#:*Dat wiif kin yen sa fits ôfsnauwe. 

  1. Friesch woordenboek (Lexicon Frisicum)
    Waling Dijkstra, Johan Winkler, F. Buitenrust Hettema
    1907