vitten
- vit·ten
- In de betekenis van ‘kleingeestige aanmerkingen maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1682 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vitten |
vitte |
gevit |
zwak -t | volledig |
vitten
- inergatief op gezochte, kleinzielige wijze afbrekende kritiek uitoefenen, kleingeestige aanmerkingen maken
- Het woord vitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vitten" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vitten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be