Nederlands

 
Een stinkotter.
Uitspraak
Woordafbreking
  • stink·ot·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stinkotter stinkotters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stinkotterm

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier Mustela putorius  , kleine behendige marterachtige die als afweer een sterke stank kan verspreiden
    • De bunzing wordt in de volksmond plaatselijk stinkotter genoemd. Wanneer hij wordt aangevallen of zich opwindt, spuit hij uit twee klieren onder zijn staart een stinkend vocht. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen