• mink
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kostbaar bont’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mink minks
verkleinwoord minkje minkjes

de minkm

  1. (roofdieren) bepaald zoogdier, Neovison vison  , meer verwant aan de zeemink dan aan de Europese nerts, is de voornaamste leverancier van nertsbont
53 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[2]


mink

  1. (roofdieren) mink.