• skunk
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘marterachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1] [2]
2-3 enkelvoud meervoud
naamwoord skunk skunks
verkleinwoord - -

de skunkm

  1. wiet met een extra hoge THC-concentratie die ook in Nederland wordt gekweekt
  2. (roofdieren) familie Mephitidae  , marterachtige zoogdieren die een grote stank verspreiden wanneer zij zich bedreigd voelen
  3. o bont van marterachtigen uit de familie Mephitidae  
59 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[3]


skunk m

  1. (spreektaal) skunk, cannabissoort [1]