Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stink

Werkwoord

vervoeging van
stinken

stink

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stinken
    • Ik stink. 
  2. gebiedende wijs van stinken
    • Stink! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stinken
    • Stink je? 


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  stink 
he/she/it  stinks 
verleden tijd  stank 
 stunk 
voltooid
deelwoord
 stunk 
onvoltooid
deelwoord
 stinking 
gebiedende wijs  stink 
Uitspraak

Werkwoord

stink

  1. stinken
enkelvoud meervoud
stink stinks

Zelfstandig naamwoord

stink

  1. stank
  2. (informeel) klacht