schrander
- Geluid: schrander (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxrɑndər / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈsrɑndər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈsxrɑndər/
- schran·der
- In de betekenis van ‘slim’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1621 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schrander | schranderder | schranderst |
verbogen | schrandere | schranderdere | schranderste |
partitief | schranders | schranderders | - |
schrander
- over een hoge mate van intelligentie beschikkend of daarvan blijk gevend
- Zij was de schranderste van de klas.
- Het woord schrander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schrander" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "schrander" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be