firma
Niet te verwarren met: Firma |
- fir·ma
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘handelsnaam, handelszaak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1806 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | firma | firma's |
verkleinwoord | firmaatje | firmaatjes |
- (juridisch) een handelsvennootschap waarbij de vennoten hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk zijn
- Kunnen wij die producten allemaal bestellen bij die firma?
- (economie) een zaak of bedrijf
- We hebben weer eens een nieuwe firma in de stad.
- ▸ Na meer dan 1.000 kilometer gelopen te hebben was mijn eerste paar (La Sportiva wildcat 3.0) tot op de draad versleten. Tot mijn grote verrassing kreeg ik ook een pakket van de firma Zpacks. Mijn Arc Blast rugzak was langzaam uit elkaar aan het vallen door het extra gewicht van de waterflessen, en ze hadden me een nieuwe Arc Haul (680 gram) gestuurd van sterker materiaal.[2]
1. een handelsvennootschap waarbij de vennoten hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk zijn
2. een zaak of bedrijf
- Het woord firma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "firma" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "firma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- fir·ma
enkelvoud | meervoud |
---|---|
firma | firme |
firma v
- Oorspronkelijk, elliptisch voor middeleeuws Latijn firma dies v lett. ‘vastgestelde dag’
firma v
firma v
- firma, onderneming; een handelsorganisatie die producten of diensten verkoopt
- fir·ma
firma v
- firma, onderneming; een handelsorganisatie die producten of diensten verkoopt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /fɪrma/
- Leenwoord uit het Italiaans
firma v
- firma, onderneming; een handelsorganisatie die producten of diensten verkoopt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
firma | firmas |
firma v
vervoeging van |
---|
firmar |
firma
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van firmar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van firmar
- fir·ma
- Leenwoord uit het Italiaans
firma v
- firma, onderneming, bedrijf; een handelsorganisatie die producten of diensten verkoopt
- «Firma se specializuje na kladení koberců.»
- De firma is gespecialiseerd in het leggen van tapijten.
- «Firma se specializuje na kladení koberců.»
- (spreektaal) uithangbord, gevelreclame; reclamebord op de gevel
- «Firma nad obchodem hlásila: „Jan Novák – švec“.»
- Op het uithangbord boven de winkel staat geschreven: „Jan Novák – schoenmaker“.
- «Firma nad obchodem hlásila: „Jan Novák – švec“.»
- (juridisch) de naam waaronder een onderneming is ingeschreven in het handelsregister
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | firma | firmy |
genitief | firmy | firem |
datief | firmě | firmám |
accusatief | firmu | firmy |
vocatief | firmo | firmy |
locatief | firmě | firmách |
instrumentalis | firmou | firmami |
|
|
|
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)