boerderij

Een boerderij.

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  boerderij    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• boer·de·rij

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘boerenbedrijf’ voor het eerst aangetroffen in 1644
• Naamwoord van handeling van boeren met het achtervoegsel -erij

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	boerderij	boerderijen
verkleinwoord	boerderijtje	boerderijtjes

Zelfstandig naamwoord

de boerderij v

1. (landbouw) een woning met bedrijfsruimte van een boer

   • Hij wilde er op een boerderij een plattelandsbestaan opbouwen, maar had geen rekening gehouden met de primitieve omstandigheden en mores in deze uithoek van het land. 

2. (landbouw) een onderneming van een boer

   • James Small begrijpt het wel. Zijn boerderij, die hij samen met zijn vader en oom runt, strekt zich uit tot aan de Cheddar Gorge, de grotten waarin de gelijknamige kaas oorspronkelijk werd gerijpt. Ruim 222 hectare hebben de Smalls, en ze huren nog eens 243 hectare. Ze houden schapen, koeien, varkens en sinds een paar jaar kun je op Warren Farm ook in houten huisjes luxe ‘kamperen’. 

   ▸ Al dat eten stuurde ik vervolgens in zeven verschillende postdozen naar mezelf vooruit, omdat de trail alleen maar door de wildernis trok en de voedselprijzen erg hoog waren in de gehuchten waar ik af en toe langs zou komen. Ik had verschillende postadressen gevonden van afgelegen boerderijen, hostels en postbussen die op een paar kilometer van de trail lagen.

Verwante begrippen

• boerenbedrijf, boerenhoeve, boerenstulp

Hyponiemen

   

afkickboerderij familieboerderij kaasboerderij kampeerboerderij kasteelboerderij kinderboerderij kleiboerderij kop-hals-rompboerderij langgevelboerderij lesboerderij logeerboerderij modelboerderij museumboerderij pensionboerderij proefboerderij schoonheidsboerderij seksboerderij stadsboerderij stolpboerderij varkensboerderij woonboerderij zeeboerderij zorgboerderij zuivelboerderij

Afgeleide begrippen

• boerderijcamping, boerderijtype, boerderijwinkel

Vertalingen

    1. een woning met bedrijfsruimte van een boer   

Duits: Bauernhof (de) m, Gehöft (de) o Engels: farm (en), farmstead (en) Frans: ferme (fr) v Noors: bondegård (no) o, bondegard (no) o

Nynorsk: bondegard (nn) o Spaans: finca (es) v, granja (es) v

    2. een onderneming van een boer   

Afrikaans: plaas (af), boerdery (af) Deens: gård (da) g Duits: Bauernhof (de) m, Farm (de) o Engels: farm (en) Frans: exploitation agricole (fr) v Fries: pleats (fy), buorkerij (fy) Ido: farmerio (io) Iers: feirm (ga) Italiaans: fattoria (it) v Latijn: vicus (la), villa (la)

Noors: gardsbruk (no) o, gårdsbruk (no) o Nynorsk: gardsbruk (nn) o Perzisch: مزرعه (fa) Pools: gospodarstwo (pl) o, farma (pl) v Portugees: fazenda (pt) v, sítio (pt) m, granja (pt) v Russisch: ферма (ru) Spaans: finca (es) v, granja (es) v Waals: cinse (wa) v Welsh: ffarm (cy) v Zweeds: gård (sv) g

Gangbaarheid

• Het woord boerderij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boerderij" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.