• gårds·bruk

Samenstelling van  gård zn "boerderij, hoeve"  en  bruk zn "gebruik"  met het invoegsel -s- 

Naar frequentie 65981
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gårdsbruk     gårdsbruket     gårdsbruk     gårdsbruka
gårdsbrukene  
genitief   gårdsbruks     gårdsbrukets     gårdsbruks     gårdsbrukas
gårdsbrukenes  

gårdsbruk, o

  1. (landbouw) boerenbedrijf, landbouwbedrijf
    «Bare det siste året har åtte til ti gårdsbruk blitt lagt ut for tvangssalg i Steinkjer.»
    Alleen in het laatste jaar zijn acht tot tien boerderijen in Steinkjer in het faillissement gerakt.
  2. (landbouw) boerderij, hoeve, hofstede

gårdsbruk

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van statsborger
  1. Det Norske Akademis Ordbok (NAOB) gårdsbruk (in het Noors; geraadpleegd 2020-05-01)
  2. Bokmålsordboka gårdsbruk (in het Noors; geraadpleegd 2020-05-01)