• be·leid
  • geen meervoud, In de betekenis van ‘wijze van handelen’ voor het eerst aangetroffen in 1291 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beleid
verkleinwoord beleidje beleidjes

het beleido

  1. een plan van aanpak voor het oplossen van problemen in de meest ruime zin
    • Het is ons beleid om de werknemers ook mee te laten delen in de winst. 
     Als reactie op deze epidemie wordt er door steeds meer bedrijven en overheden beleid gemaakt om mensen na een aantal jaar trouwe dienst verplicht op verlof te sturen.[3]
  2. iets met beleid doen: pas iets doen nadat men eerst nagedacht heeft
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]