• be·gro·tings·be·leid
enkelvoud meervoud
naamwoord begrotingsbeleid
verkleinwoord

het begrotingsbeleido

  1. de manier waarop men de begroting opstelt en zich daaraan houdt
    • Volgend jaar wordt 8.000 euro gekort op de gemeentelijke subsidie voor HOi. Dankzij een ‘strak begrotingsbeleid’ is de lokale omroep er met veel moeite in geslaagd dit gat te dichten. Maar het bestuur weet niet hoe ze de voor 2017 aangekondigde korting van nog eens 5.000 euro moet opvangen. [1] 
  2. de poging de economie te beïnvloeden door meer of minder overheidsuitgaven te doen
    • Een van de doelen van het begrotingsbeleid is om de economie te stabiliseren. Dat is de afgelopen jaren echter nauwelijks gelukt, aldus het CPB. In de slechte jaren werd er stevig bezuinigd, waardoor er een extra rem werd gezet op de economische groei. In de goede jaren bleek het daarentegen om diverse redenen niet mogelijk een terughoudend begrotingsbeleid te voeren. [2] 
    • Investeringen moeten daarbij wel passen binnen het aan het volgende kabinet geadviseerde neutrale begrotingsbeleid. Knot wees er daarbij op dat Nederland 'eindelijk' voldoet aan de Europese begrotingsregels. "We kunnen nu zorgen voor een beperkt overschot in goede tijden, zodat we een volgende recessie beter kunnen opvangen." [3]