• be·leids·doel
enkelvoud meervoud
naamwoord beleidsdoel beleidsdoelen
verkleinwoord

het beleidsdoelo

  1. dat wat men met een plan van aanpak probeert te bereiken
     "Het doel is niet om het virus uit te laten doven. Dan zou je nooit moeten versoepelen, en aan alles vast moeten blijven houden. Een beleidsdoel is dat je goede zorg moet kunnen blijven leveren. Dus je wilt niet dat het aantal IC-opnames ver over de capaciteit heengaat. En dan kun je terugrekenen wat het maximale is dat je aankan."[1]
     In een vrijgegeven document van het ministerie van OC&W van 18 maart 2020 staat in een terugkoppeling over het IAO (Interdepartementaal Afstemmingsoverleg) dat het ministerie van Volksgezondheid het beleidsdoel benadrukt "in volgorde van belang": "1. zorgcapaciteit niet overbelasten, 2. kwetsbare groepen beschermen, 3. afgeleid: dan ontstaat er langzaam een groepsimmuniteit". Als vierde en laatste beleidsdoel wordt de ontwikkeling van een vaccin genoemd.[2]


  1.   Weblink bron “RIVM-modelleur: 'Contactonderzoek moet opleving in het najaar gaan voorkomen'” (Zaterdag 23 mei 2020, 07:24), NOS
  2.   Weblink bron
    Milena Holdert en Jop de Vrieze
    “WOB-blog: volg hier de resultaten van corona-informatieverzoeken” (Donderdag 16 december 2021, 14:37), NOS