• zan·ger
  • Afgeleid van zang met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zanger zangers
verkleinwoord zangertje zangertjes

de zangerm

  1. (muziek), (beroep) iemand die zingt.
    • Die band heeft een hele goede zanger. 
  2. (dierkunde) ander dier (vogel) dat zingt
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be