Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • gras·zan·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord graszanger graszangers
verkleinwoord graszangertje graszangertjes

Zelfstandig naamwoord

de graszangerm

  1. (zangvogels) Cisticola juncidis   een vogel uit de familie Cisticolidae  , een recent afgesplitste familie binnen de zangers van de Oude Wereld
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie